top of page
Nieuws: Blog2

De Haagse Dierentuin (1860-1945)


Arts Dr. L.H. Verwey en Indiëganger Majoor J. Revius legde in 1860 een initiatiefvoorstel voor aan het gemeentebestuur voor een Zoölogisch-Botanische Tuin. Daarin gebruikte hij als argument; "Een dierentuin sluit prima aan bij alle activiteiten om het vreemdelingenbezoek te stimuleren en welgestelde renteniers naar 's-Gravenhage te doen trekken." Men zocht naar een boomrijk heuvelachtig terrein op zandgrond nabij de bebouwde stad. Het liefst in de buurt van een drukke omgeving met veel welgestelde burgers.


In eerste instantie viel het oog op een langgerekt stuk grond ten westen van de Archipelbuurt, tussen Begraafplaats St. Petrus en de Scheveningseweg (het latere Prinsevinkenpark), maar die locatie werd al snel afgewezen door de gemeenteraad omdat daarmee de rust op de begraafplaats zou kunnen worden verstoord. Uiteindelijk werd een 6 hectare stuk grond ten noorden van het Malieveld, op de hoek van de Benoordenhoutseweg (nu Zuid-Hollandlaan) waar nu het Provinciehuis staat, goedgekeurd als locatie. Verwey hoopte dat de gemeente het terrein gratis ter beschikking zou stellen, maar verder dan een lage erfpacht wou het gemeentebestuur niet gaan.

In 1863 richtte het "Koninklijk Zoölogisch-Botanisch Genootschap" de Haagse Dierentuin op. De dierentuin, met als officiële naam: Koninklijke Zoölogisch-Botanische Tuin, opende met een groot hoofdgebouw, verschillende plantenkassen en wat pluimvee en viervoeters. Het hoofd- en verenigingsgebouw had twee zijzalen. Eén zaal bevatte kooien met in- en uitheemse vogels, een ander was als lees- en conversatiezaal ingericht. De bezoekers konden wandelen langs paden en vijvers, kijken naar vogels, tropische gewassen en een bonte verzameling aan kleine dieren. Er was een prachtige parkachtige tuin met tegen een heuvel een klok van bloemen met gouden wijzers. Het was een echt uurwerk.

In het hoofdgebouw werden veel evenementen gehouden, zoals toneelvoorstellingen, muziekuitvoeringen, pluimveetentoonstellingen, hondenshows, congressen, dansvoorstellingen en film avonden. ’s Zomers waren er elke maandag- en vrijdagavond concerten van de militaire kapel. Na 1893 kwamen er ook winterconcerten. Er werd een grotere zaal gebouwd in Moorse stijl. Op 14 november 1893 werd het tot Moorse Paleis verbouwde hoofdgebouw geopend. Na deze verbouwing konden maar liefst 1400 bezoekers genieten van de concerten.


In de beginjaren waren alleen mensen van adel, hoge ambtenaren en zeer welvarende burgers welkom als leden. De chique Hagenaars schonken dan ook de eerste dieren en natura om bij te dragen aan de nieuwe tuin. Een kamerheer schonk een kastanjeboom, Minister van Staat van der Poll kwam met een boshaan aanzetten, freule Van den Bergh van Heemstede deed een parkiet cadeau en een Oost-Indische ambtenaar had in de aanbieding een kaketoe. Andere rijke Hagenaars gaven onder andere fazanten, rijstvogels, kuifkippen en een blauwe reiger. Veel Haagse arbeiders lachten het zoölogische genootschap uit en noemden het een ‘elite kippetùin’.

Rond 1875 ging de dierentuin uitbreiden. Zo werd dat jaar het olifantenverblijf in gebruik genomen. Een grote publiekstrekker was olifant Betsy. Er zijn in de loop der jaren vier verschillende Betsy’s geweest. De eerste Betsy kwam als jong olifantje naar de dierentuin. Het publiek was dol op haar en liet zich graag amuseren door haar kunstjes. De laatste Betsy IV kwam in 1937 naar de Haagse Dierentuin. De oorspronkelijke vogelbewoners kregen in de jaren erop steeds meer gezelschap van grotere zoogdieren uit verre streken. Zo kwam er een bok uit de Andes en een kameel uit Centraal-Azië, apen van Java, een boa-constrictor uit Suriname en van Sumatra een orang-oetan.

Een volledige dierentuin is echter duur in het onderhoud en een groot ledenbestand was daarom, na uitbreiding van het park met grotere dieren, noodzakelijk. De gebruikelijke strikte ballotage werd daarom losgelaten. Ze lieten ook de rijkere middenklasse toe. Het werd zelfs mogelijk om als vrouw zelfstandig lid te worden. Om te beginnen rijke weduwen, na het overlijden van hun echtgenoot. Maar ook konden vrouwen later zich zelfstandig aanmelden als lid. De dierentuin werd zo een plek waar mensen uit zeer uiteenlopende kringen elkaar konden ontmoeten.

Eerste Wereldoorlog

Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam het dierenbezit van de Haagse Dierentuin af door bezuinigingen, armoede en dierensterfte. In 1916 zag een hongerige beer zijn kans schoon; Een kinderjuf stond te dicht bij zijn kooi en met volle kracht rukte hij een rechterhand en een gedeelte van de arm los om het vervolgens op te eten. De beer bezorgde de dierentuin slechte publiciteit en die kon dat nauwelijks nog erbij hebben. De directie moest de kinderjuf 20.000 gulden betalen voor het nalaten van voldoende voorzorgmaatregelingen.


Als zalencentrum ging het wel heel goed. De dierentuin organiseerde in 1915 onder andere de grote feministische vredesconferentie, waarbij Aletta Jacobs een glansrol vervulde als inspirator van de internationale vrouwen- en vredesbespreking. Ten tijde van de wapenstilstand van 1918 maakte de dierentuin om het hoofdgebouw helaas een troosteloze indruk. De overgebleven dieren die het wel hadden overleefd; Vijf zeboes, zes herten, een lama, een kraagbeer en een wild zwijn, werden uitgeleverd aan een dierentuintje in de Achterhoek (later de Arnhemse Burgers Zoo).


Begin jaren twintig kwam er een omslag en raakten de dierenverblijven weer gevuld met leeuwen, beren, wolven, zebra's, tijgers, kamelen en lama’s. Onder het bewind van directeur W.K.L.A. graaf van Bijlandt kwam er zelfs een zeehondenshow. De dierentuin was in de late jaren twintig en jaren dertig van de twintigste eeuw op het hoogtepunt van zijn bestaan.

Haags Gemeente Archief

Louis Kleyweg

Je zou maar je jeugd mogen doorbrengen in een dierentuin. Nou Louis Kleyweg werd er begin jaren 30 geboren! Er stonden namelijk op het terrein langs de Benoordenhoutseweg twee woningen. De eerste was het huis van de directeur en in het andere huis woonde de ouders van Louis. Zijn vader was administrateur en later ook onderdirecteur van de dierentuin. Ruim 9 jaar kon hij samen met zijn grote broer via hun achtertuin zo de dierentuin in lopen om dagelijks vrij te spelen en te genieten van alle dieren en activiteiten. Hij heeft veel leuke herinneringen uit zijn jeugd, zoals de papegaaien die vlakblij de ingang de bezoekers begroette in een licht Haags accent of de ritjes op de rug van olifant Betsy. Louis Kleyweg heeft over zijn leven in de Haagse Dierentuin een boekje geschreven genaamd "Herinneringen aan de Haagsche Dierentuin een begrip in oud Den Haag". In het boek, dat gewoon in de Haagse bibliotheek te leen is, omschrijft hij onder andere de vele evenementen die er plaats vonden. Je had het jaarlijkse voorjaarsfeest, het oranjefeest en de kermis. Doordat hij en zijn broer bekend waren bij de kermisklanten kregen ze altijd extra veel gratis kaartjes voor bijvoorbeeld de Jimmy-trap of de Cakewalk.


Rennen Tijger!

In mei 1935 vergat de verzorger van de tijger, die pas in dienst was, de kooi na de schoonmaak af te sluiten. De Sumatra-tijger wandelde op zijn gemakje de galerij voor de kooi in terwijl het publiek gillend wegrent. Gelukkig kon het dierentuinpersoneel de deuren van de galerij op tijd sluiten, zodat de tijger niet direct de tuin in kon lopen met alle gevolgen van dien. Met een berg vlees probeerde het personeel nog de tijger terug in zijn verblijf te lokken maar het dier bleef behoorlijk zenuwachtig rondje lopen in de galerij. Toen de tijger tegen de deuren naar de tuin begon te springen, die totaal niet niet bestemd waren om een tijger tegen te houden en voornamelijk uit glas bestonden, heeft de vader van Louis Kleyweg noodgedwongen ervoor moeten kiezen om het prachtige beest van achter in zijn hoofd neer te schieten.

Krantenknipsel Haagsche Courant (Schimmelpenningh)

17 april 1941 was er nog een incident. Zes van tien mantelbavianen wisten hun verblijf op mysterieuze wijze te verlaten. De dieren waren een paar dagen daarvoor verhuisd naar het nieuwe verblijf met een apenrots. Het verblijf, een eiland met water en een muur eromheen, was juist zo ingericht dat deze apen welke niet van water houden en ook niet ver kunnen springen deze niet kon verlaten. Toch was het onwaarschijnlijke gebeurt en klommen de apen op de daken van de huizen aan de Nassau Odijckstraat om even lekker te apenkooien. De hele avond heeft het dienrentuinpersoneel met vangnetten over de daken achter de aapjes aan gerent. Helaas zonder resultaat en toen de nacht viel moest de "Tom en Jerry" show, waar het op leek, worden gestaakt. Het personeel hoopte dat de aapjes terug zouden komen als ze honger begonnen te krijgen. Dit was inderdaad het geval want de volgende ochtend besloten de aapjes, door de geur van vers fruit en de lokroep van de verzorger, zelfstandig doormiddel van een loopplank terug te keren naar het verblijf. De dierentuin heeft daarna het verblijf aangepast door de muur te verhogen en de apenrots kleiner te maken.


Tweede Wereldoorlog

Halverwege de Tweede Wereldoorlog kwam er een eind aan de Haagse Dierentuin. Het dierenpark moest in 1943 plaatsmaken voor de Atlantikwall Scheveningen. De verdedigingslinie, waaronder diverse bunkers en een tankgracht, van de Duitse bezetter liep dwars door de dierentuin. De dierentuin moest worden ontruimd en de dieren verhuisden naar Artis en Blijdorp. Kleinere dieren uit de Haagse Dierentuin moesten naar de kinderboerderij in het Zuiderpark. Het hoofdgebouw werd in de Tweede Wereldoorlog gespaard en gebruikt voor manifestaties van de NSB. Het voormalige huis van Louis Kleyweg werd gebruikt als uitkijktoren. Het dak was er gedeeltelijk afgesloopt waardoor de zolder gebruikt kon worden als geschutskoepel.

Haags Gemeente Archief

Na de oorlog droeg de gemeente Den Haag zorg voor het ruimen van het puin van de Atlantikwall in en om de dierentuin. Dieren keerden niet terug naar de dierentuin. De uitzondering waren twee beertjes. Deze kreeg het gemeentebestuur in 1948 cadeau ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van Den Haag van het Zwitserse Bern. Ze wisten daar waarschijnlijk niet dat de Haagse Dierentuin niet meer bestond. De beertjes konden niet terug en werden daarom in de gerestaureerde berenkuil van de lege dierentuin geplaatst. Daar gingen ze een eenzaam bestaan tegemoet omdat de berenkuil in een uithoek stond. Ondanks de beren gratis te bezoeken waren kwam bijna niemand kijken. Eén beertje overleed helaas spoedig. Het andere beertje ging in 1951 naar de Wassenaarse Dierentuin, die in 1937 was opgericht door de auto-importeur Pieter W. Louwman en in de oorlog geen schade had geleden.

Haags Gemeente Archief

In 1946 kwamen de vertrouwde theatervoorstellingen in het hoofdgebouw weer terug, evenals de tentoonstellingen van duiven en kippen, de autoshows, de jaarlijkse uitvoeringen van gymnastiekverenigingen, operettegezelschappen en het schooltoneel. Nieuw in de dierentuin was in 1959 de start van de Pasar Malam. Toch bleek de exploitatie na 20 jaar onhoudbaar waardoor de gemeenteraad het Moorse Paleis, vanwege de slechte staat van onderhoud en de plannen voor verdere uitbreiding van het Provinciehuis, heeft gesloopt .


In en rondom het Provinciehuis zijn verwijzingen te vinden naar de voormalige Haagse Dierentuin. Op het terrein van het Provinciehuis zijn beelden van een uil, adelaar, poema neergezet en in het gebouw hangen verscheidene oude foto’s van de Haagse Dierentuin.

Ook de Dierentuinbrug over de Koningskade herinnert nog aan de Haagse Dierentuin. Ter versiering van de uit 1939 daterende brug ontwierp kunstenares Gra Rueb twaalf reliëfs met scènes uit de fabels van La Fontaine. In de Tweede Wereldoorlog was deze brug afgebroken, maar in 1949 is de brug opnieuw opgebouwd. De reliëfs waren in de oorlog opgeslagen en konden worden teruggeplaatst. Sinds 1957 heet de brug officieel Dierentuinbrug. In 1985, ontstond nog de wens in Den Haag opnieuw een dierentuin in het Zuiderpark op te richten. Dit plan ging niet door.


Mits anders beschreven onder de foto zijn de afbeeldingen in dit artikel afdrukken van ansichtkaarten in eigen beheer.

Haags Gemeente Archief

bottom of page